Wat komt er hierna?

Bij de Omgevingswet is de gemeente verplicht de effecten van haar plannen te meten en te beoordelen. Dit heet monitoring en evaluatie. Met de informatie kan de gemeente een nieuwe omgevingsvisie beter maken. Dit heet een beleidscyclus.

Beleidscyclus bij de omgevingsvisie

De beleidscyclus voor de omgevingsvisie bestaat uit vier stappen:

  1. De gemeente maakt de omgevingsvisie.

  2. Van de omgevingsvisie maakt de gemeente omgevingsprogramma’s. Een omgevingsprogramma heeft ambities voor een onderdeel van de omgevingsvisie, bijvoorbeeld de energietransitie. Het omgevingsprogramma beschrijft een plan om deze ambities te halen. Dit gebeurt met projecten en maatregelen. Ook beschrijft een omgevingsprogramma hoe de gemeente dit meet. Van de omgevingsprogramma’s maakt de gemeente een omgevingsplan maken. Hierin staan alle regels voor bijvoorbeeld bouwen, milieu, erfgoed en waterbeheer.

  3. Daarna voert de gemeente de plannen uit.

  4. Aan het einde kijkt de gemeente of de ambities uit de omgevingsvisie en de omgevingsprogramma’s zijn gehaald. Dit wordt gedaan op de manier die de gemeente al had gekozen. De resultaten gebruikt de gemeente om een nieuwe omgevingsvisie te maken. Als ambities niet gehaald zijn, kan de gemeente hier meer aandacht aan geven.

Na vier jaar begint de beleidscyclus weer bij stap 1 met een nieuwe versie van de omgevingsvisie.

Het meten en beoordelen van de plannen doet de gemeente met de beoordelingsaspecten uit het OER. Hiervoor gebruikt de gemeente dezelfde bronnen. Als er nieuwe bronnen beschikbaar zijn, kijkt de gemeente of dit handig is.