Doorwerking van de omgevingsvisie

De omgevingsvisie vertelt de hoofdlijnen van het beleid en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving op de lange termijn. Tegelijkertijd biedt de omgevingsvisie het kader voor het koesteren en versterken van de kernwaarden en het realiseren van de ambities. De omgevingsvisie draagt hiermee bij aan het vinden van de balans tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving.

Op het hoge schaalniveau van de omgevingsvisie zijn de kernkwaliteiten, ambities en de opgaven vaak goed met elkaar te combineren. Bij de concretere uitwerking van de omgevingsvisie kan het behouden van de kernwaarden of het niet realiseren van de ambities op gespannen voet staan met de opgaven. Het leidende principe is dat initiatieven en projecten geen afbreuk mogen doen aan de kernkwaliteiten van de gemeenten als geheel. Een beperkte plaatselijke afname van een of meerdere kernkwaliteiten kan verdedigbaar zijn, als hiermee een zwaarwegend gemeenschappelijk belang is gediend. Deze afweging is in elke situatie anders en zal dus per geval moeten worden gemotiveerd.

Die balans behouden is echter een continu proces en daarvoor is veel meer nodig dan alleen het vaststellen van de omgevingsvisie. Daarom is het goed om vooruit te kijken: hoe komt de gewenste ontwikkeling tot stand? Wie staat daarvoor aan de lat? En hoe kan de kwaliteit worden gewaarborgd? Hoe halen we de ambities? De Omgevingswet biedt verschillende instrumenten om uitvoering aan de omgevingsvisie te geven. Voor de juiste inzet van de instrumenten is het van belang stil te staan bij de rol die de gemeente hierin wil en kan vervullen, de zogeheten 'sturingsfilosofie'.